Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/63

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

mocht niets meer tegen de bekoring van het Hollandse dorpsgezicht, dat in mijn geest was opgerezen. Ik zag me op een heldere zomeravond in een liefelijk tuintje aan een stille vliet en ik waande gedurende de laatste dagen genoeg doorleefd te hebben om, gepantserd tegen alle verleiding, voortaan uitsluitend op mijn herinneringen te kunnen teren. Ik voelde me oud, ontgoocheld, versleten. 't Was me, als had ik met de wereld afgerekend en machtig trok de afzondering me aan.

 

Over de terugreis deed ik drie dagen en deze drie dagen zijn voldoende geweest om al de gewaarwordingen, die wat klanken en kleur in mijn gemoed hadden verspreid, weer ineen te doezelen tot een doodse, wolkachtige massa. De gevoelsdronken blik naar binnen gericht, waar elke zenuw nog trilde, elke herinnering nog glansde, haar bekoorlijk beeld in mijn ogen, haar heldere stem in mijn oren, haar zachte aanraking in mijn handpalm, was ik de trein ingestapt; leeg van hoofd en hart, mat en soezerig als na de opwinding van een wilde feestavond, met leuke begeerlijkheid uitziende naar „wat anders" kwam ik eindelijk in Holland aan.

Het eentonige stampen der treinen had de muziek in mijn gemoed overgalmd en door de afwisselende verlangens naar bevrijding uit de stoffige gevangenis, naar stilling van honger en dorst, naar uitrusting van het vermoeiende sporen werd de suizende holheid weer aangevuld.

Ik begreep niet meer, wat me bewogen had terug te snellen naar een land, waar ik me eenzamer moest gevoelen dan overal elders en 't was me, als gaf ik mijn lichte vrijheid en een wereld vol zonneschijn prijs om een doodse, duistere, muffe kloostercel te gaan betrekken.

Toch was ik maar door, maar door gespoord, overmand door de wetenschap, dat de schuld van alles in me zelf lag en geen omgeving die fout kon verhelpen. Waartoe elders gezocht, wat ik nergens zou vinden? Ik had mijn ideale wereld aanschouwd en mijn onmacht gevoeld er in door te dringen.

59