Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/78

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Natuurlijk had mijn schuwheid voor het fatsoenlijk en wellicht vormelijk gezelschap, waarin ik terecht zou komen, mij terstond de afzending van de brief doen berouwen; maar toch gaf het besef van het-kan-niet-langer-zo me de kracht om te volharden en nog eens te schrijven: ik kom de zoveelste tegen half zes.

De keuze van het etensuur was in de hoop gedaan, dat een glas wijn me gauw vrijmoedig zou maken.

Zodra nu de teerling geworpen was, begon ik aan de voorbereidingen om er zo goed mogelijk uit te zien.

Deze uitdrukking kan aanleiding geven tot een misverstand. Ik dacht er niet aan terstond een gunstige indruk te willen maken op het mij onbekende meisje. Al wat ik wilde was: niet onooglijk zijn, daar het geringste foutje van mijn toilet, of het kleinste puistje op mijn gezicht mijn verlegenheid tot in het ondraaglijke doet klimmen. Altijd voel ik me nauwkeurig opgenomen en meestal ook... veroordeeld.

De ontvangst was even hartelijk als omslachtig. Logé's waren blijkbaar zeldzame vogels in dit stille kooitje. Twee meiden en een oppasser rukten aan ten einde de koetsier behulpzaam te zijn bij het afladen van mijn enig stuk bagage. Bloemendael wachtte, zenuwachtig geluiden uitstotend, achter de tochtdeur, om me te ontdoen van jas en hoed en mevrouw riep door het trapgat naar beneden, hoe de koffer aangevat en behandeld en waar hij neergezet moest worden. Het duurde lang, eer mijn voogd, grinnekend doorrammelend over het weer, de reis, de tijd, waarin we elkaar niet gezien hadden, de daagse zitkamer voor me opende en nog een poosje langer, eer ik zijn vrouw en dochter te aanschouwen kreeg, die op de bovenverdieping over de aankomst van mijn goed hadden gewaakt.

De aanblik van de beide dames zette me terstond op mijn gemak. Niet dat ze bijzonder voorkomend waren of taktvol me heen wisten te helpen over mijn verlegenheid; o, neen, integendeel kwamen ze me zeer terughoudend, ja bijna stuurs voor. Wat me aan de gang bracht was de smakeloos

74