Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/110

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Tom keek haar aan en zeide, terwijl hij een knipoogje maakte:

‘Ik weet, dat u het voor mij om bestwil gedaan hebt, en ik deed eveneens met de poes. Het heeft haar ook goed gedaan, want ik heb haar nooit zoo netjes zien dansen.’

‘O, maak dat je wegkomt, voordat ik weer boos word!’ riep tante uit. ‘En doe nu eindelijk je best eens om een brave jongen te worden. Medicijnen behoef je voorloopig niet meer te nemen.’

Tom ging dien middag vroeg naar school en bleef voor de deur staan, in plaats van met zijne makkers te spelen. Hij verklaarde zich voor ziek en zag er ook niet heel goed uit. Schijnbaar keek hij naar alles, behalve naar hetgeen waarop hij wezenlijk zijn oog gericht hield - namelijk, naar den weg.

Daar kwam Jeff Tatcher aan en Toms gelaat klaarde wat op. Hij begon een gesprek met hem en zocht op allerlei manieren iets omtrent Becky te weten te komen, doch de looze jongen scheen er niets van te merken. Tom wachtte en wachtte, en zijn oogen schitterden telkens, wanneer er een jurkje in het gezicht kwam, doch zoodra hij ontdekte dat de draagster van het jurkje niet de rechte persoon was, sloeg hij ze verdrietig neer. Eindelijk kwamen er geen japonnetjes meer voorbij en hij verviel in eene hopelooze neerslachtigheid. Hij trad het leege schoolgebouw binnen en gaf zich aan zijn verdriet over. Maar op eens ontdekte hij weder een jurkje en zijn hart klopte hoorbaar. Geen minuut later was hij de school uit en als een clown aan het kunsten maken. Hij gilde, lachte, zat de jongens achterna, sprong met levensgevaar over het hek, ging op zijn hoofd staan en verrichtte al de heldendaden, die hij maar kon uitdenken, terzelfder tijd voortdurend heimelijke