Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/14

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

geboren talent bezat voor geheimzinnige diplomatie en beschouwde zij de meest alledaagsche kunstgrepen, waarvan zij gebruik maakte, als wonderen van list en vindingrijkheid.

‘Was 't niet warm op school?’ vroeg zij.

‘Ja, tante.’

‘Schrikkelijk warm, niet waar?’

‘Ja, tante.’

‘Had je geen lust om te gaan zwemmen, Tom?’

Tom begon lont te ruiken en trachtte tantes gelaat uit te vorschen, maar het bleef onwrikbaar in dezelfde plooi.

‘Neen, tante,’ antwoordde hij, ‘niet zoo bijzonder.’

De oude dame strekte de hand uit, om te voelen of Toms overhemd ook nat was, en zeide:

‘Je bent nu toch niet zoo bijzonder warm, Tom!’

Zij was verbaasd over haar eigen slimheid; zij had op deze manier ontdekt dat Toms overhemd droog was, zonder dat iemand vermoedde dat het juist dát was, waar zij achter wilde komen. Maar Tom wist al uit welken hoek de wind woei en dacht dat 't beste zou zijn de vraag te voorkomen, die nu volgen zou.

‘Wij hebben ons hoofd onder de pomp gehouden,’ zeide hij, ‘en 't mijne is nog nat. Voel maar?’

Tante Polly was boos op zichzelve, omdat zij aan die omstandigheid, welke hem van de schuld had moeten overtuigen, niet gedacht had en dus niet bijdehand genoeg was geweest.

Maar ze kreeg een nieuwe ingeving.

‘Tom, je hebt toch het boordje, dat ik aan je hemd heb vastgenaaid, niet behoeven los te maken om je hoofd onder de pomp te houden. Wacht, ontknoop je buis eens.’ Toms gezicht klaarde weer op. Hij ontknoopte zijn buis. Het boordje zat aan het hemd vast.

‘Wel, loop dan maar heen. Ik dacht zeker, dat je van school