Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/15

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

waart gaan strijken om te zwemmen. Doch ik zal je maar vergeven. 't Is met jou toch maar boter aan de galg gesmeerd.’ Zij was half boos, dat hare scherpzinnigheid gefaald had, en half blij, dat Tom toevallig niet ongehoorzaam bleek te zijn. Toen zeide Sidney:

‘Tante, hebt u het boordje met wit of zwart garen genaaid?’

‘Wel, natuurlijk met wit. - Tom!’

Maar Tom wachtte de rest niet af. Eer hij de deur uitvloog, riep hij nog even:

‘Je krijgt een pak slaag, Sid, voor het klikken.’

Zoodra Tom buiten het bereik van zijne tante was, haalde hij twee groote naalden voor den dag, de een met zwart en de andere met wit garen omwonden, die hij aan den binnenkant van zijn buis had gestoken, en zeide:

‘Ze zou het nooit hebben gemerkt als Sid het niet verklapt had. 't Is een drommelsch werk; nu eens naait ze met zwart en dan weder met wit garen. Ik wou maar, dat ze zich bij het een of het andere bepaalde; dan wist ik waar ik mij aan te houden had. Maar Sid zal er voor lusten, of ik heet geen Tom Sawyer meer!’

Tom was niet de modeljongen van het dorp. Hij wist echter best, wie dat wel was en ook dat hij een geduchten hekel aan hem had.

In minder dan twee minuten had hij zijn verdriet vergeten. Niet omdat hij het minder voelde dan volwassenen, maar omdat iets anders, dat zijne belangstelling geheel innam, het onderdrukte en voor een oogenblik uit zijne ziel verdreef. Dat andere was het aanleeren van eene nieuwe manier van fluiten, die hij juist van een neger had afgezien en waarin hij zich thans ongestoord kon oefenen. Het was een soort van zacht gekweel, dat aan het geluid van een vogel deed denken en voortgebracht werd door bij tusschen-