Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/163

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

er geen Tom kwam, verloor haar zegepraal iets van haar luister en verdween hare belangstelling. Zij werd rusteloos en afgetrokken en eindelijk neerslachtig. Een paar malen spitste zij de ooren bij het geluid van een voetstap, maar de hoop, waarmede zij zich streelde, bleek ijdel te zijn. Er kwam geen Tom. Eindelijk voelde zij zich zoo ellendig, dat zij geld zou gegeven hebben, indien zij het niet zoover had laten komen. Toen de arme Alfred, ziende dat zij - hoe het kwam wist hij niet - ophield hem haar aandacht te schenken, zijn ijver verdubbelde en gedurig uitriep; ‘O, hier is een mooi plaatje, kijk eens!’ verloor zij alle geduld en zeide:

‘O, kwel mij niet langer! Het kan mij niet schelen,’ en in tranen uitbarstende, stond zij op en ging heen.

Alfred liep haar achterna en trachtte haar te troosten, doch zij zeide:

‘Ga weg en laat mij met rust. Ik heb een hekel aan je!’

De arme jongen zag haar verbijsterd aan en kon maar niet begrijpen, wat hij toch misdaan had. - Zij had hem zoo even nog gezegd, dat zij den geheelen middag prenten wilde kijken, en nu liep zij schreiend van hem weg.

Ontstemd zette hij zich in de leege school neder. Hij was boos en gekrenkt en vond spoedig den sleutel tot de waarheid; - het meisje had hem eenvoudig tot speelbal gemaakt, om haar woede tegen Tom Sawyer te koelen. Deze gedachte verminderde zijn haat tegen Tom niet en hij zon op een middel, om hem een poets te spelen, zonder er zelf in te loopen. Daar viel zijn oog op Toms leesboek. Dat was een schoone gelegenheid. Hij sloeg de les op, welke dien middag gelezen moest worden en bekladde die flink met inkt.

Becky, die op dat oogenblik toevallig naar binnen keek, zag de daad en verwijderde zich zonder iets van hare