Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/168

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

En het hoofd in den nek werpende, ging zij voorbij.

Tom was zoo verpletterd, dat hij zelfs de tegenwoordigheid van geest miste om te zeggen:

‘Ik geef geen zier om je, nufje dundoek,’ totdat het geschikte oogenblik voor dien uitval voorbij was. Dus zweeg hij met een woedend gezicht. Ziedende van toorn stapte hij de schoolplaats binnen en mompelde, dat hij wou dat zij een jongen was, om het haar eens fiks in te peperen. Toen hij haar voorbijging, wierp hij haar een paar hatelijkheden naar het hoofd, die behoorlijk teruggeslingerd werden, en de hoop op het herstel van den vrede scheen onherroepelijk verloren. Becky kon in hare drift den tijd haast niet afwachten, waarop de les zou beginnen en zij Tom zou zien afrossen voor het beschadigde leesboek. Indien zij nog een oogenblik plan had om Alfred Temple ten toon te stellen, was dit voornemen door Toms beleedigende schimpscheuten geheel uit hare ziel verdwenen.

Arm kind! zij wist niet, hoezeer zij op weg was zich een wereld van verdriet te bezorgen.

De schoolmeester, de heer Dobbins, was een man, die den middelbaren leeftijd bereikt had onder het drukkend lijden van onbevredigde eerzucht. Zijn lievelingswensch was geneesheer te worden, doch geldgebrek had hem verhinderd het hooger dan tot schoolmeester te brengen. Toch was de liefde tot de studie hem bijgebleven. Hij nam ten minste iederen dag een geheimzinnig boek uit den lessenaar om zich daarin te verdiepen, zoodra de verschillende klassen hunne lessen hadden opgezegd.

Dat boek hield hij achter slot en grendel, - doch er was geen deugniet in de gansche school, die niet brandde van begeerte het eens in te zien. Daartoe echter bood zich de kans nooit aan. Elke scholier had zijne of hare