Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/171

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te zien, voelde zij eene sterke neiging om op te staan en Alfred Temple aan te klagen, doch zij bedwong zich en legde zich de verplichting op om stil te blijven zitten. ‘Immers,’ dus sprak zij bij zichzelve, ‘hij zal zeker zeggen, dat ik die plaat gescheurd heb. Neen, al kon ik hem er het leven mede redden, ik zeg het niet.’

Tom kreeg de hem toegedachte zweepslagen en ging kalm naar zijne zitplaats terug, in den waan dat hij, misschien zonder het te bemerken, onder het krijgertje spelen, den inktpot op het boek had laten vallen. - Hij had maar uit gewoonte ontkend en uit beginsel zich bij de ontkentenis gehouden.

Een geheel uur ging voorbij. De meester zat op zijn troon te knikkebollen, daar het gebrom der studeerende jeugd hem altijd slaperig maakte. Langzamerhand echter richtte hij zich op, gaapte, ontsloot zijn lessenaar en greep naar zijn boek, doch scheen het niet met zichzelven eens te kunnen worden, of hij lezen zou al dan niet. Het meerendeel der scholieren zag droomerig van hun werk op, doch er waren er twee, die met de oogen vol belangstelling zijne beweging gadesloegen.

Een tijdlang hield de heer Dobbins gedachteloos zijn boek in de hand, doch eindelijk vlijde hij zich op zijn stoel neder om te lezen.

Tom wierp een blik op Becky, en het arme kind zag er uit als een hulpeloos, opgejaagd haasje, dat het geweer op zich ziet aanleggen. Oogenblikkelijk werd zijn geschil met haar vergeten. Er moest redding komen en dadelijk ook. Doch het dreigend gevaar scheen zijne vindingrijkheid te verstompen. Goddank! daar schoot hem iets te binnen. Hij zou de bank uitgaan, het boek grijpen, de deur uitspringen en er mede wegloopen! Doch een minuut wankelens, tot het nemen van dit besluit, was genoeg om zijne kans