Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/178

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kleed gehuld, zweeft rond in den doolhof van den vroolijken dans; haar oog is schitterender, haar tred lichter dan die van de gansche lustige schare. Onder zulke heerlijke droomen glijdt de tijd spoedig voort en weldra is de gelukkige ure daar, waarop zij de Elyseesche velden betreden zal, van welke zij zoo verrukkelijk had gedroomd. Hoe tooverachtig schoon vertoont zich alles aan hare ontvlamde verbeelding! Elk nieuw tooneel wint aan bekoring. Maar na eene wijle ervaart zij, dat onder dat schoon vernis niets dan ijdelheid schuilt. De vleitaal, welke eens haar hart streelde, klinkt haar schril in het oor; de balzaal heeft hare aantrekkelijkheid voor haar verloren en met eene verwoeste gezondheid en een verbitterd hart trekt zij zich uit de wereld terug, de overtuiging met zich voerende, dat aardsch genot de ziel, die naar hoogere dingen streeft, niet bevredigen kan.’

En zoo ging het voort. Van tijd tot tijd deed zich onder het lezen een gegons van bijvalsbetuigingen hooren, vergezeld van fluisterende uitroepen, als: ‘Hoe lief! Hoe welsprekend! Hoe waar!’ enz. enz. En toen het stuk met een ijselijk sombere preek eindigde, volgde er eene uitbundige toejuiching.

Vervolgens stond een tenger, droefgeestig meisje op, dat zich door de belangwekkende bleekheid onderscheidde, welke het gevolg is van pillen en indigestie, en droeg een gedicht voor, waarvan ik u twee coupletten zal mededeelen:

Alahama, vaarwel! Och 'k min U zoo teer!
Toch ga 'k voor een poos van U scheiden!
Maar het denken aan U doet mij 't harte zoo zeer,
Mijn ziel blijft bij U steeds verbeiden.
Uw lommerrijke wouden heb 'k dikwijls doorkruist;
'k Heb gedoold langs Uw liefelijke stroomen;
Gehoord hoe uw water bij stormwinden bruist
En bewonderend Aurora zien komen.