Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/224

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

doe alsof ik voornamer ben dan hij. Wij hebben ook wel eens samen gegeten. Maar dat moet je niet vertellen. Een mensch doet soms dingen, als hij honger heeft, die hij laten zou, als hij altijd genoeg kreeg.’

‘Nu, als ik je over dag niet noodig heb, Huck, zal ik je laten slapen. Ik zal je niet komen plagen. Als je 's nachts wat ziet, loop dan even aan om te miauwen.’




 

HOOFDSTUK XXX.




Het eerste wat Tom Vrijdagochtend hoorde was een heerlijke tijding; de familie Thatcher was den vorigen avond in de stad teruggekomen. Beide, Injun Joe en de schat, werden voor het oogenblik van ondergeschikt belang en Becky nam de voornaamste plaats in het hart van den knaap in. Hij kwam haar tegen en zij hadden een oneindig genot met elkaar in het spelen van ‘verstoppertje’ en ‘slootje springen’. De dag eindigde op een bijzonder prettige wijs. Becky smeekte hare moeder, den volgenden dag voor de lang beloofde en lang uitgestelde pic-nic vast te stellen, en deze stemde toe. De vreugde der kleine kende geen palen en Tom was niet minder uitgelaten. Voor zonsondergang waren de uitnoodigingen rondgezonden en onmiddellijk daarop was de jeugd van St. Petersburg in een koortsachtige opgewondenheid over de pret, die haar te wachten stond. Tom kon niet slapen van pleizier en hij leefde in de hoop Huck te hooren ‘miauwen’ en zijn schat te krijgen, om daarmede Becky en de pic-nickers den volgenden dag in verbazing te brengen. Maar hij werd teleurgesteld. Er kwam dien nacht geen teeken. Eindelijk daagde de morgen en tusschen tien en elf uren vereenigde zich ten huize van den heer