Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/228

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in zijgangen weg te sluipen, door donkere gaanderijen te kruipen en elkaar bij verrassing te overvallen, op punten waar de gangen weder in elkander liepen. Een paar slaagden er in zich een half uur te verstoppen, zonder van het bezochte grondgebied te zijn afgeweken.

Van lieverlede kwam de eene groep na de andere, jubelend, hijgende naar adem, van het hoofd tot de voeten met afgedropen kaarsvet besmeerd en uitgelaten van de pret, terug. Zij waren verbaasd te bemerken, dat zij aan tijd noch ruimte gedacht hadden en dat de avond viel. De bel der stoomboot had reeds een half uur haar schel geklingel doen hooren, doch, 't was zoo heerlijk, zoo romantisch den dag op deze wijze te besluiten. En toen de boot met hare luidruchtige bemanning van wal stak, was de kapitein de eenige, die er geen schik in had, dat het reeds zoo laat was geworden.

Huck stond op zijn post, toen de lichten der veerboot langs de kade flikkerden. Hij hoorde geen gerucht aan boord, want de jongeluidjes waren vreedzaam en stil, zooals doodmoede lieden gewoonlijk zijn. Hij was wel verlangend te weten, welke boot dit zijn kon en waarom zij niet aan de kade aanlegde, - maar zijne gedachten bepaalden zich niet lang bij dit onderwerp, en hij was weldra geheel in zijn eigen aangelegenheden verdiept. De nacht werd donker en de lucht was bewolkt. Het werd gaandeweg tien uren en alle geraas van rijtuigen en voetstappen hield op; de schaarsche lichten werden al flauwer; de nog op straat slenterende voetgangers verdwenen en de stad ging de nachtrust in en liet den kleinen waker met de eenzaamheid en de spoken alleen.

Het sloeg elf uren en de lichten in de herberg werden uitgedaan en nu heerschte er duisternis alom.

Huck wachtte, naar het hem toescheen, een eindeloos