Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/252

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

water om bij het eten te gebruiken. Eindelijk opperde Becky de vraag, of het niet beter zou zijn weder verder te gaan. Tom zweeg een oogenblik en zeide toen:

‘Becky, kun je verdragen, dat ik je iets zeg?’

Becky werd bleek, doch knikte toestemmend.

‘Nu dan, Becky, wij moeten hier blijven, omdat hier water voorhanden is; want dit kleine stukje is ons laatste eindje kaars.’

Becky barstte in tranen en weeklagen uit.

Tom deed zijn best om haar te troosten, doch zonder baat. Eindelijk riep zij uit:

‘Tom!’

‘Wat is er, Becky?’

‘Zou men ons missen en trachten op te sporen?’

‘Ja, zeker.’

‘Zou men nog bezig zijn met zoeken?’

‘Ik geloof het bepaald en ik hoop het.’

‘Wanneer zou men ons het eerst gemist hebben?’

‘Toen zij naar de boot terugkeerden, denk ik.’

‘Tom, het kon wel zijn, dat het toen donker was; - zouden zij dan wel opgemerkt hebben, dat wij er niet waren?’

‘Ik weet het niet. Maar in elk geval moet je moeder je gemist hebben, zoodra zij te huis waren.’

Een uitdrukking van schrik op Becky's gelaat bracht Tom tot bezinning en hij zag, dat hij een misslag had begaan. Tom en Becky zouden dien avond niet naar huis gegaan zijn. De kinderen spraken niet meer en bleven zitten peinzen. Een nieuwe uitbarsting van droefheid van Becky deed Tom zien, dat ook zij dacht aan 't geen er in zijn ziel omging, - namelijk, dat de Zondagochtend al voorbij kon zijn, eer mevrouw Thatcher tot de ontdekking kwam, dat Becky niet bij juffrouw Harper was. De kinderen