Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/278

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

komen en moet naar de kerk gaan. Ik mag er geene vliegen vangen, niet pruimen, en moet den geheelen Zondag schoenen dragen. De weduwe eet, als de bel luidt; zij gaat naar bed, als de bel luidt; zij staat op, als de bel luidt; en alles gaat zoo drommels geregeld, dat een gewoon mensch er niet tegen bestand is.’

‘Maar, Huck, zoo leeft iedereen.’

‘'t Kan me niet schelen, Tom; ik ben niet als iedereen en ik kan het niet uithouden. Het is vreeselijk om zoo aan banden gelegd te worden. En je komt er zoo gemakkelijk aan je eten, dat het mij niet smaakt. Als ik wil visschen, moet ik het vragen; als ik wil zwemmen, moet ik het vragen; en vroeger kon ik alles doen wat ik wou. Elken dag vlucht ik een uurtje naar den zolder om te rooken, omdat ik zoo'n flauwen smaak in mijn mond heb. Als ik dat niet deed zou ik sterven, Tom. De weduwe gunt me geen pijp; ik mag niet gapen, mij niet uitrekken en mij niet krabben, als er anderen bij zijn. Ik moet ook op mijne knieën liggen, ik moet naar school - en dat wil ik niet, Tom. 't Is mij een kwelling om rijk te zijn en te zweeten, totdat je woudt dat je dood was. Neen, deze kleeren lijken mij, een vat lijkt me, - en ik denk niet weder te veranderen. Toch, ik zou nooit in al die ellende gekomen zijn, als het niet was door dat geld. Nu moet je mijn part maar bij dat van jou doen en mij nu en dan een cent of wat geven, - doch niet vaak, omdat ik geen penning geef om dingen, die ik kan koopen. En dan, och toe, maak jij het weer voor mij af met de weduwe!’

‘O, Huck, je weet, dat ik dat niet doen kan! Dat is niet mooi; en buitendien, als je het nog een poos probeert, zul je eindigen met het prettig te vinden.’

‘Prettig vinden? Ja - net zoo zeker als ik het prettig zal vinden, om een uur op een brandende kachel te zitten.