Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/46

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zeggen, wie de twee eersten waren, die den Heer volgden?’

Tom trok aan een der knoopen van zijn buis en keek den Raadsheer bedremmeld aan. Hij bloosde en sloeg de oogen neder. Den heer Walter zonk het hart in de schoenen. Hij wist, dat de jongen zelf de eenvoudigste vraag niet beantwoorden kon. Waarom vroeg de raadsheer hem? Toch voelde hij zich verplicht te spreken en zeide:

‘Antwoord mijnheer, Thomas! Wees niet bang.’

‘Ik weet zeker, dat gij het mij wel zult willen zeggen,’ zeide de dame. ‘De namen der twee eerste discipelen waren....?’

‘David en Goliath!’

Laat ons over het overige van het tooneel meedoogend een sluier werpen.




 

HOOFDSTUK V.



Om halfelf begon de oude klok van het kleine stadje te luiden en aanstonds stroomde de goede gemeente naar den morgendienst. De kinderen van de Zondagsschool verspreidden zich in het gebouw en bezetten de banken met hunne ouders, om behoorlijk onder toezicht te zijn. Tante Polly kwam, gevolgd door Tom, Sid en Marie. Tom werd naast de koorgang geplaatst, ten einde zoo ver mogelijk van het open raam en de verleidelijke zomertooneelen daar buiten te wezen. De schare trok op naar de zijvleugels; de oude en behoeftige postmeester, die betere dagen gekend had; de Mayor en zijne vrouw, — want men had te St. Petersburg, onder andere overtolligheden, ook een Mayor: de kantonrechter; de knappe, opgedirkte, veertigjarige weduwe Douglas, een goedhartige ziel die er warmpjes inzat en wier