Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/11

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

arbeiders een gebiedende eis. Vandaar na elke, door de arbeiders bevochten revolutie een nieuwe strijd, die met de nederlaag der arbeiders eindigt.

Dit gebeurde voor de eerste keer in 1848. De liberale bourgeois der parlementaire oppositie hielden hervormingsfeestmalen om de kiesrechthervorming, die voor hun partij de heerschappij zou waarborgen, door te zetten. In de strijd met de regering meer en meer gedwongen, om een beroep op het volk te doen, moesten zij de radicale en republikeinse lagen der bourgeoisie en der kleine burgerij langzamerhand meer naar voren laten komen. Maar achter deze lagen stonden de revolutionaire arbeiders, en deze hadden zich sinds 1830 veel meer politieke zelfstandigheid eigen gemaakt, dan de bourgeois en zelfs de republikeinen vermoedden. Op het ogenblik der krisis tussen regering en oppositie begonnen de arbeiders het straatgevecht; Louis Philippe verdween; met hem de kiesrechthervorming; in plaats daarvan ontstond de republiek, en wel een republiek, die door de zegevierende arbeiders zelf als „sociaal” werd aangeduid. Wat onder deze sociale republiek moest worden verstaan, dat was voor niemand duidelijk, ook voor de arbeiders zelf niet. Maar zij hadden thans wapens en waren een macht in de staat. Zodra dus de zich aan het roer bevindende bourgeoisrepublikeinen enigermate vaste grond onder hun voeten voelden, was hun eerste doel, de arbeiders te ontwapenen. Dit geschiedde door hen door directe woordbreuk, door openlijke hoon, en door de poging de werklozen naar een afgelegen provincie te verbannen, in de opstand van juni 1848 te jagen. En nu volgde een bloedbad onder de weerloze gevangenen, zoals er niet meer gezien was sinds de dagen van de burgeroorlogen, die de ondergang der Romeinse republiek inleidden. Het was de eerste keer dat de bourgeoisie toonde tot welk een krankzinnige wraakzuchtige wreedheid zij wordt geprikkeld, zodra het proletariaat tegenover haar als afzonderlijke klasse met eigen belangen en eisen durft optreden. En toch was 1848 nog kinderspel, vergeleken met haar woede in 1871.

De straf volgde op de voet. Kon het proletariaat Frankrijk nog niet regeren, de bourgeoisie kon het reeds niet meer. Ten minste toentertijd niet, toen zij voor het merendeel nog monarchistisch gezind, en in drie dynastieke partijen en een vierde republikeinse partij was gesplitst. Haar onderling gekrakeel maakte het de avonturier Louis Bonaparte mogelijk, alle machtposities: — leger, politie, bestuursmachinerie, — in bezit te nemen en op de 2de december 1851 de laatste vaste