Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/36

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

„De eerste vraag, die mij door mijn kollega's nog op dezelfde avond van de 4de September werd voorgelegd, was: Kan Parijs met enig uitzicht op sukses een beleg door het Pruisische leger uithouden? Ik aarzelde niet dit te ontkennen. Verscheidenen van mijn hier aanwezige kollega's zullen voor de waarheid mijner woorden, en voor mijn vasthouden aan deze mening instaan. Ik zei hun, in deze zelfde woorden, dat het, zooals de zaken stonden, een dwaasheid zou zijn te pogen. Parijs tegen een Pruisisch beleg te houden. Ongetwijfeld, voegde ik er aan toe, een heroische dwaasheid; maar dat zou ook alles zijn... De gebeurtenissen (die hij zelf leidde) hebben mijn profetische blik niet gelogenstraft”.

Dit fraaie toespraakje van Trochu werd later door één van de aanwezige burgemeesters, den heer Corbon, gepubliceerd. Dus: op dezelfde avond, waarop de republiek werd geproklameerd, was het den kollega's van Trochu bekend, dat het „plan” van Trochu in de kapitulatie van Parijs bestond. Ware de nationale verdediging meer geweest dan een bloot voorwendsel voor de persoonlijke heerschappij van Thiers, Favre & Co., dan hadden de parvenu's van de 4de September op de 5de hun ontslag genomen, dan hadden zij het Parijse volk ingewijd in het plan" van Trochu, en hadden zij het opgeroepen, of om onmiddellijk te kapituleren, of zijn eigen lot in eigen handen te nemen. Inplaats hiervan besloten evenwel de eerloze bedriegers, de „heroïsche dwaasheid” van Parijs door behandeling met honger en bloedige koppen te kureren, en het middelerwijl met snoevende manifesten voor den gek te houden, zoals b.v.: — „Trochu, de goeverneur van Parijs, zal nooit kapituleren!” en Jules Favre, de minister van buitenlandse zaken, „zal geen duimbreed van ons gebied en geen steen van onze vestingen afstaan”. In een brief aan Gambetta bekent dezelfde Jules Favre, dat zij zich niet tegen de Pruisische soldaten „verdedigden”, maar tegen de Parijse arbeiders. Gedurende het gehele beleg maakten de Bonapartistische keel-afsnijders, aan wie Trochu wijselijk het bevel over het Parijse leger had toevertrouwd, in hun vertrouwelijke brieven gemene grappen over de welbegrepen hoon der verdediging. Men zie b.v. de korrespondentie van Alphonse Simon God, opperbevelhebber over de artillerie van het Parijse leger (grootkruis van het legioen van eer), aan Suzanne, divisie-generaal der artillerie, welke korrespondentie door de Kommune werd gepubliceerd. Eindelijk, op de 28ste Januari 1871, lieten zij hun bedriegelijk masker vallen. Met al de heldenmoed der uiterste zelfvernedering trad de regering der nationale verdediging bij de kapitulatie van Parijs te voorschijn als de regering van Frankrijk door Bismarck's gevangenen, — een rol van zulk een laagheid, dat zelfs Louis Napoleon te Sédan er voor was teruggeschrokken. Na de 18de Maart lieten de