Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/40

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
ger mensen vallen, zelfs in die van radikalen, dan zou ik daarom toch mijn zaak niet in de steek laten. Ik zal altijd tot de partij der revolutie behoren."

De Februari-revolutie kwam. Inplaats van het ministerie Guizot door het ministerie Thiers te vervangen, zoals het mannetje gedroomd had, verdrong ze Louis Philippe door de republiek. Op de eerste dag der overwinning hield hij zich zorgvuldig verborgen, vergetend, dat de verachting der arbeiders hem tegen hun haat beschermde. Toch hield hij zich met zijn van ouds bekende moed, van het openbare toneel verwijderd, totdat de Juni-slachting het voor zijn soort van aktie had schoon geveegd. Toen werd hij de leidende kop van de „partij der orde” met haar parlementaire republiek, dat anonyme tussenrijk, waarin al de verschillende frakties van de heersende klasse met elkaar samenzwoeren ter onderdrukking van het volk, en tegen elkaar, elk tot herstel van haar eigen monarchie.

Toen klaagde Thiers, evenals nu, de republikeinen aan als de enige hinderpaal voor het stevig vestigen van de republiek; zowel toen als nu sprak hij tot de republiek, als de beul tot Don Carlos: „Ik zal je vermoorden, maar tot je eigen bestwil”. Thans zal hij, evenals toen, op de dag na zijn overwinning moeten uitroepen: „L'Empire est fait!” — het keizerrijk is gereed. Trots zijn huichelachtige preken van „noodzakelijke vrijheden” en zijn persoonlijke boosheid tegen Louis Bonaparte, die hem had gebruikt en het parlementarisme buiten de deur had gezet, — en buiten de gekunstelde atmosfeer van het parlementarisme, schrompelt het mannetje, zoals hij zelf wel weet, tot niets in elkaar, — trots dit alles had Thiers zijn hand in al de schandelijkheden van het tweede keizerrijk, van de bezetting van Rome door Franse troepen af, tot aan de oorlog tegen Pruisen, waartoe hij door zijn heftige uitvallen tegen de Duitse eenheid ophitste, niet als dekmantel voor het Pruisische despotisme, maar als inbreuk op het overgeërfde recht van Frankrijk op de Duitse onenigheid. Terwijl zijn dwergenarmen voor het aangezicht van Europa gaarne het zwaard van den eersten Napoleon, wiens historische schoenpoetser hij geworden was, heen en weer zwaaide, liep zijn buitenlandse politiek steeds uit op de uiterste vernedering van Frankrijk, van de Londense Konventie van 1841 af, tot aan de Parijse kapitulatie van 1871 en tot de huidige burgeroorlog, waarin hij, met hoog verlof van Bismarck's overheid, de gevangenen van Sédan en Metz tegen Parijs ophitste. Trots de bewegelijkheid van zijn talent en de veranderlijkheid van zijn doeleinden in deze man zijn gehele leven lang aan de meest