Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/53

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

III.


In de ochtend van de 18de Maart 1871 werd Parijs gewekt door de donderende kreet: „Leve de Kommune”. — Wat is die Kommune, deze sphinx, die het bourgeois-verstand op zulk een harde proef stelt?

„De proletariërs van Parijs”, — zeide het Centraal Komitee in zijn manifest van de 18de Maart, — hebben te midden van de nederlagen en het verraad der heersende klassen begrepen, dat het uur heeft geslagen, waarop zij de toestand moeten redden, door de leiding van de openbare zaken in hun eigen handen te nemen... Zij hebben begrepen, dat het hun hoogste plicht en hun absoluut recht is, zich tot meesters van hun eigen lot te maken en de regeringsmacht te grijpen.”

Maar de arbeidersklasse kan de kant-en-klare staatsmachinerie niet eenvoudig in bezit nemen en deze voor haar eigen doeleinden in beweging zetten.

De gecentraliseerde staatsmacht, met haar alom tegenwoordige organen, — staand leger, politie, burokratie, geestelijkheid, rechterlijke stand, —organen, naar het plan van een stelselmatige hiërarchische deling van de arbeid geschapen, — is afkomstig uit de tijden der absolute monarchie, waarin zij de opkomende bourgeoisie als een machtig wapen in haar strijd tegen het feodalisme diende. Toch bleef haar ontwikkeling belemmerd door allerlei middeleeuws puin, voorrechten van landheren en adel, plaatselijke privileges, stedelijke en gilde-monopolies en provinciale keuren. De reusachtige bezem van de Franse revolutie der achttiende eeuw veegde al die bouwvallen uit vervlogen tijden weg en reinigde op deze wijze tegelijkertijd de maatschappelijke bodem van de laatste hinderpalen, die de bovenbouw van het moderne staatsgebouw in de weg hadden gestaan. Dit moderne staatsgebouw verhief zich onder het eerste keizerrijk, dat op zijn beurt was voortgebracht door de koalitie-oorlogen van het oude half-feodale Europa tegen het moderne Frankrijk. Gedurende de daarop volgende heerschappij-vorm werd de regering onder parlementaire ontrôle geplaatst, d.w.z, onder de direkte kontrôle der bezittende klassen. Enerzijds ontwikkelde ze zich thans tot een broeikas voor reusachtige staatsschulden en drukkende belastingen, en werd krachtens de onweerstaanbare aantrekkingskracht van haar ambtelijke macht, haar inkomsten en haar beschikking over betrekkingen, de twist-appel voor de