Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/60

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

klassen en daarmee dat van de klasseheerschappij berust. Is eenmaal de arbeid geëmancipeerd, dan wordt ieder mens een arbeider, en de produktieve arbeid houdt op, een klasse-eigenschap te zijn.

Het is een bijzonder kenmerkend feit: trots al het gepraat en de onmetelijke literatuur van de laatste zestig jaren over de emancipatie der arbeiders, — nauwelijks nemen de arbeiders ergens de zaak in hun eigen handen, of terstond weerklinken weer de apologetische praatjes van de pleitbezorgers der huidige maatschappij met haar beide polen: kapitaal en loonslavernij (de grondbezitter is thans nog maar de stille vennoot van den kapitalist), als leefde de kapitalistische maatschappij nog in de staat der reinste maagdelijke onschuld, — al haar beginselen nog onontwikkeld, al haar zelfmisleidingen nog niet ontsluierd, al haar geprostitueerde werkelijkheid nog niet bloot gelegd! De Kommune, — roepen zij uit, — wil de eigendom, de grondslag van alle beschaving, afschaffen. Jawel, mijne heren, de Kommune wilde die klasseneigendom afschaffen, die de arbeid van velen in de rijkdom der weinigen verandert. Ze stelde zich het onteigenen van de onteigenaars ten doel. Zij wilde de individuele eigendom tot een waarheid maken, door de produktiemiddelen, de grond en het kapitaal, — thans vóór alles de middelen tot knechting en uitbuiting van de arbeid, — tot louter werktuigen van de vrije en geassocieerde arbeid te maken. — Maar dit is het kommunisme, het „onmogelijke” kommunisme! Nu, de lieden uit de heersende klassen, die verstandig genoeg zijn om de onmogelijkheid van het voortduren van het huidige systeem in te zien, — en zulken zijn er velen, — hebben zich tot opdringerige en rumoerige apostels der koöperatieve produktie opgeworpen. Maar wanneer de koöperatieve produktie niet slechts schijn en zwendel zal blijven, wanneer zij het kapitalistische stelsel moet verdringen, wanneer alle koöperaties te-zamen de nationale produktie volgens een gemeenschappelijk plan moeten regelen, ze aldus onder haar eigen leiding nemen en een einde maken aan de bestendige anarchie en de periodiek terugkerende konvulsies, die het onvermijdelijk lot der kapitalistische produktie zijn, — wat zou dit dan anders zijn, mijne heren, dan het kommunisme, het „mogelijke” kommunisme?

De arbeidersklasse eiste geen wonderen van de Kommune. Zij behoeft geen kant-en-klare utopieën bij volksbesluit in te voeren. Zij weet, dat zij, om haar eigen bevrijding en daarmee die hogere levensvorm, die de huidige maatschappij door haar eigen ekonomische ontwikkeling onweerstaanbaar tegemoet gaat, te voorschijn te brengen, — dat zij, de arbeidersklasse, een langdurige strijd, een ganse reeks van historische processen