dom geeft aan wien hy beproeven wil. Maar tot de armen zendt Hy wie zyn woord spreekt, opdat zy zich oprichten in hun ellende.
Geeft Hy niet regen waar de halm verdort, en een dauwdrup in den bloemkelk die dorst heeft?
En is het niet schoon, te worden uitgezonden om de vermoeiden te zoeken, die achterbleven na den arbeid en neerzonken langs den weg, daar hun knieën niet sterk meer waren om optegaan naar de plaats van het loon? Zou ik niet verheugd wezen de hand te mogen reiken aan wie in de groeve viel, en een staf te geven aan wien de bergen beklimt? Zou niet myn hart opspringen als het ziet gekozen te zyn onder velen, om van klagen een gebed te maken en dankzegging van geween?
Ja, ik ben zeer blyde geroepen te zyn in Bantan-Kidoel!
Ik heb gezegd tot de vrouw die myne zorgen deelt en myn geluk grooter maakt: «verheug u, want ik zie dat Allah zegen geeft op het hoofd van ons kind! Hy heeft my gezonden naar een oord waar niet alle arbeid is afgeloopen, en Hy keurde my waardig daar te zyn vóór den tyd van den oogst. Want niet in het snyden der padie is de vreugde: de vreugde is in het snyden der padie die men geplant heeft. En de ziel des menschen groeit niet van het loon, maar van den arbeid die het loon verdient. En ik zeide tot haar: Allah heeft ons een kind gegeven, dat eenmaal zeggen zal: «weet ge dat ik zyn zoon ben?» En dan zullen er wezen in het land, die hem groeten met liefde, en die de hand zullen leggen op zyn hoofd, en zeggen zullen: «zet u neder aan ons maal, en bewoon ons huis, en neem uw deel aan wat wy hebben, want ik heb uwen vader gekend.»
Hoofden van Lebak, er is veel te arbeiden in uwe landstreek!
Zegt my, is niet de landman arm? Rypt niet uw padie dikwerf ter voeding van wie niet geplant hebben? Zyn er niet vele verkeerdheden in uw land? Is niet het aantal uwer kinderen gering?
Is er niet schaamte in uwe zielen, als de bewoner van