zyn, onder andere zaken, de opgaven van op de hoofdplaats geleverde arbeiders tot heeredienst. Welnu, zyn die opgaven juist?
— Ik heb ze nog niet gezien…
— Ik ook niet! Maar toch vraag ik je of ze juist zyn? Waren de opgaven van de vorige maand juist?
Verbrugge zweeg.
— Ik zal ’t je zeggen: ze waren valsch! Want er was driemaal meer volk opgeroepen om voor den Regent te werken dan de bepalingen op de heerediensten toelaten, en dit durfde men natuurlyk in de staten niet opgeven. Is ’t waar, wat ik zeg?
Verbrugge zweeg.
— Ook de staten die ik vandaag ontving, zyn valsch, ging Havelaar voort. De Regent is arm. De Regenten van Bandoeng en Tjiandjoer (69) zyn leden van ’t geslacht waarvan hy ’t hoofd is. Die laatste heeft slechts rang van Tommongong, onze Regent is Adhipatti, en toch laten zyn inkomsten, omdat Lebak niet geschikt is voor koffi en hem dus geen emolumenten opbrengt, niet toe in praal en luister te wedyveren met een eenvoudigen Dhemang in de Preanger, die den stygbeugel houden zou als zyn neven te-paard stygen. Is dit waar?
— Ja, dit is zoo.
— Hy heeft niets dan zyn traktement, en hierop is een korting ter afbetaling van een voorschot dat de Regeering hem gegeven heeft, toen hy…weet je ’t?
— Ja, ik weet het.
— Toen hy een nieuwe medsjid wilde laten bouwen, waartoe veel geld noodig was. Bovendien, veel leden zyner familie…weet je ’t?
— Ja, dat weet ik.
— Veel leden van zyn familie — die eigenlyk niet in ’t Lebaksche te-huis behoort, en daarom ook by ’t volk niet gezien is — scharen zich als een plunderbende om hem heen,