Naar inhoud springen

Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/137

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
125

Weet je wel, Verbrugge dat onze roeping heerlyk schoon is? Maar weet je ook wel dat ik alles wat ik je zoo-even zei, eigenlyk van u had moeten hooren? Ik ken u even goed als ik weet wie er garem glap maken aan de zuidkust. (71) Je bent een braaf mensch…ook dit weet ik. Maar waarom heb je my niet gezegd dat hier zooveel verkeerds was? Gedurende twee maanden ben je waarnemend adsistent-resident geweest, en bovendien reeds lang hier als kontroleur…je moest het dus weten, niet waar?

— M’nheer Havelaar, ik heb nooit gediend onder iemand als u. Ge hebt iets zeer byzonders, neem het me niet kwalyk.

— Volstrekt niet! Ik weet wel dat ik niet ben als alle menschen, maar wat doet dit tot de zaak?

— Dat doet er dit toe, dat u iemand begrippen en denkbeelden meedeelt, die vroeger niet bestonden.

— Neen! Die ingesluimerd waren door den vervloekten officieelen slender die zyn styl zoekt in «ik heb de eer» en de rust van zyn geweten in «de hooge tevredenheid van de Regeering.» Neen, Verbrugge! laster jezelf niet! Je behoeft van my niets te leeren. Heb ik je by-voorbeeld heden morgen in de Sebah iets nieuws verteld?

— Neen, nieuws niet, maar u sprak anders dan anderen.

— Ja, dat komt…omdat myn opvoeding wat verwaarloosd is: ik spreek te-hooi en te-gras. Maar je zoudt me zeggen waarom je tot-nog-toe zoo berust hebt in alles wat er verkeerds was in Lebak.

— Ik heb nooit zoo den indruk gehad van een initiatief. Bovendien, dat alles is altyd zoo geweest in deze streken.

— Ja, ja, dat weet ik wel! Ieder kan geen profeet of apostel wezen…hm, ’t hout zou duur worden van ’t kruisigen! Maar je wilt me toch wel helpen alles te-recht te brengen? je wilt toch wel je plicht doen?

— Zeker! Vooral by u. Maar niet ieder zou dit zoo streng vorderen of zelfs goed opvatten, en dan komt men zoo ligt in de pozitie van iemand die windmolens bestrydt.

— Neen! Dan zeggen zy die ’t onrecht liefhebben omdat ze daarvan leven, dat er geen onrecht was, om ’t vermaak