— Dat is waarlyk zeer schoon, zei ik, en ik hield me heel onnoozel alsof ik het geloofde.
Maar hierin lag juist de fynheid van den strik, dien ik hem spande met het doel om, zonder gevaar te loopen den ouden Stern in handen van Busselinck & Waterman te zien vallen, toch dat jonge kereltjen eens goed op zyn plaats te zetten, en hem te doen gevoelen hoe groot de afstand is tusschen iemand die pas begint — al doet dan ook zyn vader groote zaken — en een makelaar die twintig jaar de beurs bezocht heeft. Het was me namelyk bekend dat hy allerlei tuig van verzen uit het hoofd wist — hy zegt: «uitwendig» — en daar verzen altyd leugens bevatten, was ik zeker dat ik hem zeer spoedig zou betrappen op onwaarheid. Dit duurde dan ook niet lang. Ik zat in de zykamer, en hy was in de suite…want we hebben een suite. Marie was aan ’t breien, en hy zou haar wat vertellen. Ik luisterde aandachtig toe, en toen ’t uit was, vroeg ik hem of hy ’t boek bezat, waarin het ding stond, dat hy daar zoo-even had opgedeund. Hy zei ja, en bracht het my. Het was een deeltje der werken van zekeren Heine. Den volgenden morgen gaf ik hem — aan Stern, meen ik — de onderstaande:
Beschouwingen omtrent de waarheidsliefde van iemand die het volgend prul van Heine vóórzegt aan een jong meisje dat in de suite zit te breien.
Auf Flügeln des Gesanges,
Herzliebchen, trag ich dich fort,
Herzliebchen? Marie, jouw Herzliebchen? Weten je ouweluî daarvan, en Louise Rosemeyer? Is het braaf, dit te zeggen aan een kind, dat door zoo-iets al zeer ligt ongehoorzaam zou worden aan hare moeder, door zich in het hoofd te halen dat ze mondig is, omdat men haar: Herzliebchen noemt? Wat beduidt dat: voortdragen op je vleugels? Je hebt geen vleugels, en je gezang ook niet. Probeer ’t eens over de Lauriergracht, die niet eens heel breed is. Maar al had je