Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/263

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
251

het niet onbelangryk een gezet onderzoek intestellen naar de eigenschappen die iemand bevoegd maken om…bevoegdheid te beoordeelen. Meestal wordt een belangryke vraag getoetst, niet aan de zaak waarover ze handelt, maar aan de waarde welke men toekent aan de meening van den man die daarover ’t woord voert, en daar dit meestal de persoon is die doorgaat voor een Specialiteit, by-voorkeur iemand «die in Indie een zoo gewichtige betrekking heeft bekleed» volgt hieruit dat de slotsom eener stemming meestal de kleur draagt van de dwalingen die nu eenmaal schynen te kleven aan «die gewichtige betrekkingen.» Indien dit reeds geldt waar de invloed van zoodanige specialiteit slechts wordt uitgeoefend door een lid der Volksvertegenwoordiging, hoe groot wordt dan niet de voorbeschikking tot verkeerd oordeelen, als zulke invloed gepaard gaat met het vertrouwen des Konings die zich dwingen liet zulk een specialiteit aan ’t hoofd van zyn Ministerie van Kolonien te plaatsen.


Het is een eigenaardig verschynsel — wellicht voortspruitende uit een soort van traagheid die de moeite van ’t zelf oordeelen schuwt — hoe licht men vertrouwen schenkt aan personen die zich den schyn weten te geven van meerder kennis, zoodra slechts die kennis kan geput wezen uit bronnen die niet voor ieder toegankelyk zyn. De oorzaak ligt misschien hierin, dat de eigenliefde minder gekwetst wordt door ’t erkennen van zoodanig overwicht, dan ’t geval wezen zou wanneer men van dezelfde hulpmiddelen had kunnen gebruik maken, waardoor iets als wedyver ontstaan zou. Het valt den Volksvertegenwoordiger gemakkelyk zyn gevoelen optegeven, zoodra ’t bestreden wordt door iemand die geacht kan worden een juister oordeel te vellen dan het zyne, wanneer slechts zulke veronderstelde meerdere juistheid niet behoeft te worden toegeschreven aan persoonlyke meerderheid — waarvan de erkenning moeielyker vallen zou — doch alleen aan de byzondere omstandigheden waarin zoodanige tegenstander verkeerd heeft.


En zonder te spreken van hen «die zulke hooge betrekkingen