Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/286

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
274


Als ik sterf in een brandend huis, zullen er gloeiende stukken hout
neervallen op myn lyk.
En buiten het huis zal een groot geroep zyn van menschen die water
werpen om het vuur te dooden.

Ik zal ’t niet hooren.

Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb den kleinen Si-oenah zien vallen uit den klappa-boom, toen
hy een klappa plukte voor zyne moeder.
Als ik val uit een klappa-boom, zal ik dood nederliggen aan den
voet, in de struiken, als Si-oenah.
Dan zal myne moeder niet schreien, want zy is dood. Maar anderen
zullen roepen: «zie, daar ligt Saïdjah! met harde stem.

Ik zal ’t niet hooren.

Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb het lyk gezien van Pa-lisoe, die gestorven was van hoogen
ouderdom, want zyne haren waren wit.
Als ik sterf van ouderdom, met witte haren, zullen de klaagvrouwen
om myn lyk staan.
En zy zullen misbaar maken als de klaagvrouwen by Pa-lisoe’s lyk.
En ook de kleinkinderen zullen schreien, zeer luid.

Ik zal ’t niet hooren.

Ik weet niet waar ik sterven zal.
Ik heb velen gezien te Badoer, die gestorven waren. Men kleedde
hen in een wit kleed, en begroef hen in den grond.
Als ik sterf te Badoer, en men begraaft my buiten de dessah, oost-
waarts tegen den heuvel, waar ’t gras hoog is,
Dan zal Adinda daar voorbygaan, en de rand van haar sarong zal zacht-
kens voortschuiven langs het gras…

Ik zal het hooren.»


Saïdjah kwam te Batavia aan. Hy verzocht een heer hem in dienst te nemen, hetgeen die heer terstond deed omdat hy Saïdjah niet verstond. Want te Batavia heeft men gaarne