Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/297

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
285

herkenden hem, en begrepen dat hy Adinda’s huis zocht, en wisten dat er geen huis van Adinda was in het dorp Badoer.

Want, toen het distriktshoofd van Parang-Koedjan den buffel van Adinda’s vader had weggenomen…

Ik heb u gezegd, lezer, dat myn verhaal eentonig is.

…toen was Adinda’s moeder gestorven van verdriet. En haar jongste zusje was gestorven omdat het geen moeder had die ’t zoogde. En Adinda’s vader, die vreesde voor de straf als hy zyn landrenten niet betaalde…

Ik weet het wel, ik weet het wel, dat myn verhaal eentonig is!

Adinda’s vader was heengegaan uit het land. Hy had Adinda meegenomen, met hare broeders. Maar hy had vernomen hoe de vader van Saïdjah te Buitenzorg was gestraft met rottingslagen omdat hy Badoer verlaten had zonder pas. En daarom was Adinda’s vader niet gegaan naar Buitenzorg, noch naar Krawang, noch naar de Preanger, noch naar de Bataviasche Ommelanden… hy was gegaan naar Tjilang-kahan, het distrikt van Lebak, dat aan de zee grenst. Daar had hy zich verscholen in de bosschen, en gewacht op de komst van Pa-Ento, Pa-Lontah, Si-Oeniah, Pa-Ansioe, Abdoel-Isma en nog eenige anderen die door het distriktshoofd van Parang-Koedjang beroofd waren van hun buffels, en die allen vreesden voor straf als ze hun landrenten niet betaalden. Daar hadden ze zich by-nacht meester gemaakt van een visschersprauw, en waren in zee gestoken. Ze hadden westelyk gestuurd, en hielden het land rechts van zich, tot aan Java-punt. Vanhier waren zy noordwaarts gestevend tot ze Tanahitam voor zich zagen, dat de europesche zeelieden Prinsen-eiland noemen. Zy waren dat eiland omgezeild aan de oostzyde, en hadden toen aangehouden op de Keizersbaai,