vermoorde broeders van Adinda, jongelingen, byna kinderen nog, en een weinig verder lag het lyk van Adinda, naakt, afschuwelyk mishandeld…
Er was een smal strookje blauw lynwaad gedrongen in de gapende borstwond die een eind scheen gemaakt te hebben aan lange worsteling…
Toen liep Saïdjah eenige soldaten te-gemoet, die met geveld geweer de laatstlevende opstandelingen in ’t vuur dreven van de brandende huizen. Hy omvademde de breede zwaardbajonetten, drukte zich voorwaarts met kracht, en drong nog de soldaten terug met een laatste inspanning toen de gevesten stuitten tegen zyn borst.
En weinig tyds later was er te Batavia groot gejubel over de nieuwe overwinning die weer zooveel lauweren had gevoegd by de lauweren van ’t nederlandsch-indisch leger. En de Landvoogd schreef naar ’t Moederland dat de rust in de Lampongs hersteld was. En de Koning van Nederland, voorgelicht door zyn Staatsdienaren, beloonde wederom zooveel heldenmoed met vele ridderkruisen.
En waarschynlyk stegen er in zondagskerk of bidstond uit de harten der vromen dankgebeden ten-hemel, by ’t vernemen dat «de Heer der heirscharen» weer had meegestreden onder de banier van Nederland…
Ik heb ’t slot der geschiedenis van Saïdjah korter gemaakt, dan ik had kunnen doen wanneer ik lust gevoeld had in ’t schetsen van iets akeligs. De lezer zal opgemerkt hebben hoe ik verwylde by de beschryving van het wachten onder den