Naar inhoud springen

Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/320

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

NEGENTIENDE HOOFDSTUK

 

 

In ’t partikulier briefje dat de heer Slymering aan Havelaar zond, deelde hy dezen mede dat hy in weerwil zyner «drukke bezigheden» den volgenden dag te Rangkas-Betoeng zou komen om te overleggen wat er moest gedaan worden. Havelaar, die maar al te goed wist wat zulke overlegging te beteekenen had — zyn voorganger had zoo dikwyls «geaboucheerd» met den resident van Bantam! — schreef den volgenden brief, dien hy den resident te-gemoet zond opdat deze dien zou gelezen hebben voor hy op de Lebaksche hoofdplaats aankwam. Kommentaar op dit stuk is overbodig.

«No 91. Geheim. Spoed.
Rangkas-Betoeng, 25 Februari 1856, desavends te 11 ure.
 

Gisteren middag te 12 ure had ik de eer tot u aftezenden myn spoedmissive N° 88, houdende in substantie:

dat ik na lang onderzoek, en na vergeefs getracht te hebben den betrokkene door zachtheid terugtebrengen van zyn verkeerdheid, my krachtens myn ambtseed verplicht gevoelde den Regent van Lebak te beschuldigen van