Pagina:Mengelingen Deel 1.pdf/21

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 19 —

De strijd ging aan, gelijk het buldren van d’orkaan,
Wen hy op ’t wareldmeir de golven op doet staan.
Zie beide Koningen! — Ik zie hen zich bejegenen
Ter zij’ van gindschen Olm. — Ik zie het vonken regenen!
Het oog verliest zich in de splittring van het staal,
Door ’t splittrend staal gebeukt, of krijschend op ’t metaal
Der schilden. ’t Is aldus dat donders samenhorten
En uit hun zwangre buik den bliksem nederstorten.
Het dal weêrgalmt er van, het weêrlicht breekt door ’t zwerk,
En, ’t onmwêr schiet zich af op strandabeel en berk.
Duthkarmor stort in ’t bloed, mijn zoon heeft overwonnen!
’t Was Fingals bloed, Malvine, en zou hy zwichten konnen?

Maar Kathlins voetstap was op ’t slagveld niet gezien;
Doch peinzende en ontroerd, met sidderende kniên,
Stond hy aan d’oeverrand, waar Rathkols watervlieten
Vereenigd met den stroom, door ’t mossig steengruis schieten.
De treurige Cypres beschaâuwde ’t bukkend hoofd,
En strooide ’t graauwend loof, door ’t windtjen weggeroofd.
Zijne omgekeerde speer, die in zijn vingers beefde,
Roerde onbemerkt den stroom, die langs de boorden streefde.
Maar Oskar naderde, de degen in de scheê,
En bracht de teekens van Duntharmoos sneuvlen meê:
Zijn pantser, rood bevlekt, zijn’ helm met arendsveêren,
Zijn beuklaar, gants doorkliefd, en afgebroken speeren.
Hy legt ze voor den vreemde: « Uws vaders vijand viel,
» (Dus sprak hy): ’t geestenrijk ontfing zijn dappre ziel.
» De roem hoort Morven, u het voordeel van dees zegen!
» Maar waarom, Kluthaas vorst, dus zwijgende en verlegen ?
» Wat oorzaak werkt op u dien voortduur van de smart ? »

«« De Wanhoop, Brannoos telg, is meester van mijn hart!
»» Zie Kathmols wapendosch : — mijn’ vader ligt verslagen,