Deze pagina is proefgelezen
— 79 —
« Mijn Vader, hoor my! — ken mijn hart!
» Het mint, zich-zelf ter spijt.
» Maar ken de liefde die het trof,
» Of zy uw’ wil bestrijd’. » —
» Het mint, zich-zelf ter spijt.
» Maar ken de liefde die het trof,
» Of zy uw’ wil bestrijd’. » —
« Mijn Dochter? » — « Vader! » — ach! mijn hart;
» Verwin u, wees oprecht!
» Mijn liefde kwam uw wenschen voor;
» Ik stem in Hermans echt. » —
» Verwin u, wees oprecht!
» Mijn liefde kwam uw wenschen voor;
» Ik stem in Hermans echt. » —
De jongling stort zich aan heur’ voet.
Hun traanen vloeien saam;
En ’t menschlijk heilgevoel op aard
Is hier geen bloote naam.
Hun traanen vloeien saam;
En ’t menschlijk heilgevoel op aard
Is hier geen bloote naam.
De Priester legt hun, hand in hand;
Spreekt zegen over ’t paar,
En de Englen roepen zegen uit,
En wappren om ’t Altaar.
Spreekt zegen over ’t paar,
En de Englen roepen zegen uit,
En wappren om ’t Altaar.
» Nu (zegt de Martlaar van de trouw),
» Nu is mijn ziel gerust!
» Nu delf men my in d’open kuil,
» Ik sterf met hartelust. »
» Nu is mijn ziel gerust!
» Nu delf men my in d’open kuil,
» Ik sterf met hartelust. »
Drie dagen deelt hy in de vreugd
Van ’t vieren van hun Feest:
Drie dagen deelt hy in hun heil
Met onbewolkten geest.
Van ’t vieren van hun Feest:
Drie dagen deelt hy in hun heil
Met onbewolkten geest.
De vierde morgen daagt in ’t Oost :
Nu doet hy ’t juichend kroost
Nu doet hy ’t juichend kroost