Pagina:Mengelingen Deel 2.pdf/80

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 78 —

Hef aan, en sla de harp! roer pauken en schalmeien!
Steek duizend toortsen aan, en zend den wijnkroes rond!
Laat de eerbre Jonglingschap, de teedre Maagdenreien
Omhupplen op 't muzyk door nacht en morgenstond!
Laat my een grijze Bard van de oude tijden melden,
Van vorsten, groot van faam, hun roem en oorlogsdaân,
Van de ons verzwakt geslacht niet meer geloofbre helden,
Tot de uitgedoofde zon in 't Oosten op zal staan!
Laat dan de taaie boog, laat brak en hazewinden
Gereed zijn met den stoet, ten jachttocht toegerust:
Zoo vliegen we in het woud op vogelsnelle hinden
En schuchtren reebok los, met nieuwherboren lust.

1803.



 

Dafnis,
HERDERSZANG.

THYRSIS, KORIDON.



THYRSIS.


Ja, lieflijk zuist de pijn by gindsche waterbron,
Maal lieflijk speelt gy ’t riet, begaafde Koridon
Uw zang verdient, na Pan met d’eerste prijs te pralen :
Krijgt hy een’ forschen Bok, gy zult de Geit behalen :
Wint hy de Moedergeit, het jong valt u ten deel.
Tot dat ge er melk van trekt is ’t vleesch der Geitjens eêl.


KORIDON.


Uw Lied , o Thijrfis , is verkwikbrer dan het bruizen