Pagina:Mengelingen Deel 2.pdf/96

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 94 —

Rampzalig zijt gy heden!
Rampzalig is uw vrucht!

Ga henen, arme droeve,
Vlied henen, verr’ van hier!
En voer uw wee en klachten
Naar woud- en heuvelstier.

Tref daar met troostloos huilen
Des Tijgers ingewand;
En meng een zee van tranen
Aan ’t heetgeblakerd zand.

Leg daar uw schreiend wichtjen,
Als ’t ijslijk uur daar is,
Uw eigen ingewanden,
Ten prooi der wildernis.

Leg daar dat heilloos wichtjen
Op luttel struiken neêr :
Verbied uw oog de tranen,
En zie het nimmer weêr.

Laat vrij uw horens wassen,
Of krimpen, zilvren maan!
Laat vrij uw licht verdwijnen,
Of heel uw schijf beslaan.

Wacht niet, dat ik met de oogen
Uw omtocht begelei’;
Of, met aandoenlijk staren,
Uw wederkomst verbei’.