Pagina:Milton, Het paradijs verloren, vert. Ten Kate (1878).pdf/14

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

6

HET PARADIJS VERLOREN .

[Ie B. 137-171 .

„Wijl enkel almacht ons verwinnen kon!) zoo Hij
„Ons geest en krachten liet uit wreeder tyranny,
„Opdat we strenger nog ons lijden zouden voelen
„En dragen, en geheel zijn grimmig wraakvuur koelen ?
„Indien Hij mooglijk ons tot schandelijker straf
„Bestemde, als knechten die Hem 't recht des oorlogs gaf?
„Zoo we eens, in 't hart der Helle, in vlammen moesten slaven,
„Of als zijn renboôn door den donkren Afgrond draven :
„Wat dan? Wat baat het, of wij sterk, of we eeuwig zijn?
„Gedoemd, o gruwel! tot een eeuwigheid van pijn!"

De Satan haast zich, dus zijn makker te bestrijden :
„Gevallen Cherubijn! zoowel in doen als lijden
„Is zwakheid — lafheid en ellende! Dit staat vast :
„Het allerminste goed blijft vreemd aan onzen last,
„'t Kwaad is ons eenig en ons eeuwig zielsbegeeren,
„ Als strijdig met den wil van Hem dien wij trotseeren!
„ Leidt zijn voorzienigheid het kwaad, dat wij begaan,
„Ten goede, 't is óns werk Hem in den weg te staan,
„Zoodat wij uit zijn goed òns kwaad weêr op doen schieten!
„'t Zal vaak gelukken, 't zal Hem krenken en verdrieten,
„ Ja, meer! 't zal menigmaal zijn diepstverborgen plan
„Verijdelen! — Maar zie, de grimmige Tyran
„Riep naar des Hemels poort zijn vlugge wraakgezanten
„Terug! De zwavelwolk, die straks van alle kanten
„Neêrhagelde op ons hoofd, verbijstert ons niet meer.
„De wijde vuurzee legt haar hooge golven neêr!
„De donder, roodbevlerkt met snelle bliksemstralen,
„Verschoot zijn pijlen, en des Afgronds jammerdalen
„Herâmen van 't geloei. De vijand gunt ons rust :
„Hij acht ons klein, of heeft zijn razernij gebluscht.
„Hoe 't zij, dit oogenblik ga niet onnut verloren!
„Ziet gij die vlakte ginds, geschapen in Gods toren,
„Den troon der wanhoop, een verlaten schrikwoestijn,
„En die geen licht geeft dan den valen wederschijn
„Der vlammenzee ? — Daarheen! De branding doorgezwommen