Pagina:Milton, Het paradijs verloren, vert. Ten Kate (1878).pdf/21

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Ie B. 380-415 .]

HET PARADIJS VERLOREN. 13

Van Sibma, schitterend van druiven, te Eleälen
Tot aan de Doode Zee. Hij nam zijn tweeden naam
Van Peor aan, sints hij 't volk Israëls te saam'
In Sittim op den tocht naar Kanaän verleidde
Tot snoode afgoderij, een bron van leed! Hij breidde
Van daar zijn gruweldienst al verder uit tot aan
Dien Berg der Ergernis, dat woud der gruweldaân,
Waar Moloch, tuk op bloed en wulpsch genot, regeerde,
Tot hem Josia's deugd ter Helle toe verneêrde.
Nu volgden zij, die, van d' Euphraat tot aan den vloed
Die tusschen Syrië en Egypten henenspoedt,
Den naam van Baälim of Astaroth, nú dragen,
Dan wisslen : geesten zijn 't, die naar hun welbehagen
Van kunne wisslen, of die saam' vereenen, fijn
Van wezen, lenig en etheriesch als ze zijn,
Beladen noch geboeid door leden en gewrichten,
En niet gedwongen zich aan 't steunsel op te richten
Van broos gebeent', gelijk de mensch van vleesch en bloed.
Zij kiezen zich een vorm die 't meest' hun wensch voldoet,
Verkleend of uitgebreid, zwart of met licht gevleugeld,
En dus volbrengen zij, als geesten onbeteugeld,
Hun werk van liefde of haat. En voor dit wangebroed
Viel Israël menigmaal in schennige' euvelmoed
Den Levende af, zijn dienst vergetend, om te juichen
Voor Beestengoôn, en straks al even diep te buigen
Op 't bloedig slagveld, voor des vijands lans gekromd !
In dit gevolg en van heur stoet omgeven, komt
Astoreth meê, sints als Astarté uitgelezen
Door 't oud Pheniciën, tweehoornige, geprezen
Als Hemelkoningin. De zilvren maanlichtgloor
Had vaak heur beeld bestraald, als Sion's maagdenchoor
In reigezangen heur geloften kwam betalen.
En ook in Sion klonk de nagalm dier choralen,

Getuig' die Tempel, op den schandberg opgericht
Door d'eedlen Davidszoon, wiens wijsheid is gezwicht
Voor vrouwenlonken, bij Astarté's schandaltaren!