Pagina:Milton, Het paradijs verloren, vert. Ten Kate (1878).pdf/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

14

HET PARADIJS VERLOREN.

[Ie B. 416-451 .

Haar volgde Thammuz, wiens verwonding alle jaren
Het Syriesch maagdenchoor verlokte om heel een dag
Op 't Libanonsch gebergt' in smeltend mingeklag
Zijn droevig uiteind te beweenen, onder 't klaatren
Der beek Adonis, die met kabbelende waatren,
Dàn roodgepurperd, zoo het heette, Thammuz' bloed
Naar zee droeg : een verhaal, dat Sion's maagdenstoet
Verdwaasde en aandreef tot die buitensporigheden,
Die vrome' Ezechiël de diepte peilen deden
Van Juda's afval van 't geheiligd Godsverbond.
Nu volgde er éen, die kwijnde aan wezendlijker wond,
Toen de overmeesterde Ark hem in zijn eigen tempel
Verminkte, hoofd en hand hem brijzlende op den drempel,
Waar hij ter-neêr-sloeg, zijn aanbidderen ten spot.
Half visch, half mensch, droeg die gedrochtelijke god
Den naam van Dagon : hem was hulde en eer ervaren
In Asdods stad, en hoog verrezen zijn altaren
Langs Palestina's kust, in Askalon en Gath,
Tot Gaza's grenspaal toe. — Die hem ter zijde trad
Was Rimmon, die zijn troon aan de overschoone zoomen
Gegrond had van Abbane en Pharphar, tweetal stroomen
Damaskus streelend met welluidend golfgeruisch.
Déze ook trotseerde dwaas des Heeren heilig Huis.
Voor een melaatsche, die hem afviel, werd een koning
Gewonnen, Achab, die — onzinnige eerbetooning! —
Zijn overwonneling ter wille, Gods altaar
Verwierp voor 't outer van den Syrischen barbaar,
Zich-zelf vernederend tot gruwelofferanden
Aan Goden, door den krijg geleverd in zijn handen!
Nu volgde een menigte vóordezen wel bekend
Als Orus, Isis en Osiris, en hun bent,
Gedrochten die door schrik en booze toovervonden
't Egyptiesch Priestrenheir zoozeer verbijstren konden,
Dat dit, aan 't zoeken naar zijn zwervend Godendom,
Hen niet in menschenvorm maar achter 't gruwlijk mom
Van diergestalten dacht te vinden ! 't Volk des Heeren,