Pagina:Milton, Het paradijs verloren, vert. Ten Kate (1878).pdf/24

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

16

HET PARADIJS VERLOREN .

[Ie B. 488-522.

En dan, die broeder-zelf, Saturn, wien 't lot beloonde
Met de eigen neêrlaag, daar zijn eigen zoon Jupijn
Hem op zijn beurt verjoeg om zelf monarch te zijn.
In Creta, op den top van d' Ida, werd het eerste
Hun weidsche naam gevierd, tot straks hun scepter heerschte
Hoog op d' Olymp', vol sneeuw, met wolken overschâuwd,
Hun hoogsten Hemel! in Dodona's heilig woud,
Op d' eeuwigen Parnas, in Delphi's tempelzalen,
En voorts gantsch Hellas door, op heuvlen en in dalen
Vele andren volgden nog Saturnus in zijn vlucht,
Eerst, over de Adria, naar de Italiaansche lucht,
Naar Galliën, naar' t land der Kelten, tot de groepen
Der Eilanden in 't Noord...
Die machtige oorlogstroepen,
En méer nog, snelden aan, maar 't neêrgeslagen oog
Van smart bewolkt en met gefronsten wenkbrauwboog.
Toch scheen dáar plotseling een glimp van vreugd te gloren :
Niet hooploos was hun hoofd, niet t' eenenmaal' verloren
Zijn heir, spijt al 't verlies. Als hij hen gadeslaat,
Bedekt een vale tint dat koninklijk gelaat ;
Maar ijlings keert zijn trots, en met een stroom van woorden,
Hol, maar hoogklinkend, en die boeiden en bekoorden,
Bezwoer hij de angst, hun moed hernieuwend. Hij bevat,
Dat onder 't klaatren van trompet- en paukgeschal,
Zijn standert als van ouds in 't leger moest verschijnen,
En wappren aan de spits. Een reus der cherubijnen,
De machtige Azazel, eischte als een recht die eer.
Met haast ontwond hij nu 't gebiedend vendel weêr
Van d' elpen staf, en ziet ! daar zwierde 't in den hoogen
Gelijk een meteoor, door d' aâm des winds bewogen,
Terwijl het van fijn goud en eêlgesteente blonk,
Der Englen wapens en tropeën. Luid weêrklonk
Intusschen de oorlogstoon der koperen klaroenen,
Zoo luid beandwoord door die duizend legioenen,
Dat hun gejubel 't welf der diepe Helle spleet
En d'ouden Nacht en 't Rijk des Baaierts siddren deed.