Pagina:Milton, Het paradijs verloren, vert. Ten Kate (1878).pdf/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Ie B. 595-628 . ]

HET PARADIJS VERLOREN . 19

In 's Hemels vreugde, nu door eindelooze pijnen
Vervangen! Heel dat heir, millioenen Serafijnen
En Cherubs, ploften op zijn voorbeeld uit den schoot
Des Levens in 't verderf, geduchter dan de Dood.
En toch, hoe diep verneêrd en door Gods vloek gedreven,
Toch waren ze allen hun Verleider trouw gebleven!
Zóo, als de bliksem met verpletterenden gloed
In 't eeuwenheugend woud der dennen heeft gewoed,
Zien wij de stammen, schoon hun takken zijn bezweken,
De naakte toppen nog ten hoogen hemel steken!

Nu rees de Aartsvijand op tot spreken. Op dien wenk
Sloot heel dat machtig heir, van weêrszij' met een zwenk
Genaderd, zich in twee geleedren om hem henen
En de andre grooten, naast hun Legerhoofd verschenen.
In halven cirkel staan ze in zwijgende' aandacht stil.
't Is driemaal achtereen alsof hij spreken wil,
En driemaal, spijt zijn trots, ontspringen hem de tranen,
Zoo als ze een Engel schreit. Maar eindlijk toch, daar banen
De woorden zich een weg :
„Onsterflijk Englenheir,
„Gegroet! Ontelbren! Ongelijkbren evenzeer,
„Dan met d' Almachte-alléen, en in den strijd met Dezen
„Niet roemloos, schoon dan 't eind een nederlaag moest wezen,
„Getuig' dit gruwzaam oord, deze omkeer, al te groot
„Om uit te spreken! Maar wat geest ook, al besloot
„Hij krachten in zich om de diepten van 't Verleden
„Te peilen, nevens al de wetenschap van 't Heden,
„Wie had voorspeld, gedroomd, dat zulk een Godenmacht
„ Als de onze, zóo vereend, zóo palstaande in haar kracht,
„Ooit zwichten zou ? — En nu, in spijt van onze ellenden,
„Wie die 't gelooflijk acht, dat zóoveel legerbenden,
„Wier val de hemelen ontvolkte, nooit de kans
„Zou keeren om opnieuw te steigren naar den trans,
‫‬„Om in 't heroovren van 't Geboorteland te juichen,
„Hun Erfgoed ? Mij aangaande, ik roep u tot getuigen,