Pagina:Milton, Het paradijs verloren, vert. Ten Kate (1878).pdf/30

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

22

HET PARADIJS VERLOREN.

[Ie B. 701-736.

In rustlooze' arbeid, in geen eeuw beginnen mogen!
Dicht bij het vlakke veld, met kolk bij kolk doorboord,
Verhit door 't vloeiend vuur, daaronder ongestoord
Uit d'afgrond wellende, wiens aadren nooit verdroogen,
Verscheen een tweede groep, met nijver kunstvermogen
Metalen smeltend, en die schiftende van-éen
Soortswijze, en schuimende van alle onreinigheên.
Een derde groep terwijl, al even ras vereenigd
Bij 't werk, groef in den grond een veelverscheiden menigt'
Van vormen, allen door een wonderlijk kanaal
Fluks volgegoten met het kokende metaal,
Gelijk door de orgelkist de wind wordt voortgedreven
Door alle pijpen van het instrument. En even
Gelijk een nevel groeit, breidde, onder 't zoet geluid
Van stem en snaren, zich een trotsche tempel uit,
Met zuilenrijen en met Dorische pilaren,
Met architraven, die uit goud gegoten waren,
Met fries en kroonlijst vol van beeldwerk, overschaûwd
Door een ontzaglijk dak van 't fijnst gedreven goud.
Een Babylon, een groot Caïro ware in 't duister
Verzonken bij dien glans, zelfs midden in den luister,
Toen zij, in wedstrijd voor hun ingebeelde goôn,
Aan tempels, Belus of Serapis aangeboôn,
Aan prachtpaleizen, hun monarchen toegewezen,
Millioenen spilden. Hoog en statelijk verrezen,
Stond daar die wonderbouw op duizend pijlers vast.
Een koopren dubbeldeur vloog open, en verrast
Aanschouwden de Englen nu een ruimte, niet te meten,
Gelijkvloers geplaveid. Als aan onzichtbre keten
Wiegde aan den zoldringboog een eindelooze pracht
Van kroonen, kunstgewrocht van wondre toovermacht,
Gevoed door naphtha en asphalt, een lichtgewemel
Van vlammen, zilverwit, een tweede starrenhemel!
Gevleugeld stroomde nu de menigte daarheen,
Bewondrend beurt om beurt den glans dier heerlijkheên,
En 't grootsch vernuft van heur ontwerper. De eer bestraalde