Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/142

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
134
De School des Levens.


Waren ’t misschien uw tranen, uw eigen tranen, die er vloeiden, toen ge scheent te weenen om de smarten van Isaura?

Hebt gyzelf misschien u vergist in de bron uwer droefheid, geen vrucht meer van duurgeleerde kunst, maar veel duurder nog betaald als ongeleerd voortbrengsel van uw hart? En viel ’t dáárom misschien u lichter, de ellende voortestellen van de door ’t slyk gesleurde hoogheid, juist wyl uw eigen hoogheid gekrenkt was by ’t aanschouwen der onbezette banken!

Ik vraag het u, heeft Laura haar tranen uitgeleend aan de Prinses van Kastilie? Heeft de werkelykheid kleur gegeven aan de verbeelding? Heeft de tooneelspeelster smart geborgd by de vrouw?

Ik weet dat gy geschreid hebt…geschreid — niet uit jok, en met schyn van tranen, als ’t vermiljoen gewoon is te verdragen zonder schaê — ge hebt geschreid, ware heete bytende tranen, àchter de schermen, daar waar geen publiek was om u dat pynlyk vocht te betalen met uitbundig gejuich over gemaakte smart.

Dat weet ik! Hoe ik ’t weet? Dit is myn geheim.

En toen ik uw tranen zag met m’n hart, dat heenvoelde òver de planken, dóór de schermen…toen zeide ik, met ’n malle begeerte om de smarten der wereld te dragen: die tranen zal ik u betalen!

Betalen…hoe? Dit wist ik nog niet toen ik me boog over de pauken, en mezelf opdrong dat ik me verdiepte in de muziekparty van den timbalist die maar twee noten heeft te spelen, telkens gescheiden door oneindige rust.

— En hoe stem je dat instrument? vroeg ik, en lette op ’t antwoord niet, want ik was bezig mezelf te stemmen tot de muziek die ’k ruischen hoorde in m’n gemoed.