Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/143

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
135
De School des Levens.


En, als altyd, in dat gemoed was minder rust en meer verscheidenheid van klank, dan in de half-sferen van den trommelslager. Ja, te veel verscheidenheid, en te weinig rust misschien, maar dit is nu eenmaal zoo! Wy allen moeten de party spelen, die ons gegeven werd door die groote komponiste: de Natuur.

Ik ken u niet, Laura, en niet gaarne zou ik u leeren kennen. Och, ’t zou me zoo spyten wanneer ge al te laag stondt onder ’t gevoel dat ge wist optewekken by allen die u hoorden en zagen. Want dit hebt gy gedaan…hier ben ik zeker van!

O, wees getroost! De zaal was leeg, niet waar? De voorstelling had niet opgenomen…noemt ge ’t zoo niet? Welnu, Laura, dit zeg ik u: de harten waren vol, en wèl werd de heerlyke indruk van uwen arbeid opgenomen in de gemoederen der weinigen die u hoorden.

Zie, ik wil niet gelooven dat het u liever ware geweest wat indruk te maken op vélen, dan véél indruk op weinigen. Ge hebt immers meer genot van ’t besef der waardeering uwer scholieren, dan ooit het tellen dier leerlingen u zou kunnen geven, als de zaal beter bezet ware geweest?

»Van ’t waardeeren?” Hoe kan ik dit weten, vraagt ge?

Ik zal u helpen in die schatting. Uw tranen verklapte ik aan ’t publiek…ik wil die onbescheidenheid goedmaken door ’n nieuwe onbescheidenheid: ook ’t publiek was aangedaan, Laura!

Gy hebt slechts ’t gejuich gehoord, eens ’t beteekenisvol gejuich — och mocht het verstaan zyn in elke vorstelyke residentie! — toen ge tot den schynbaar onwaardigen koning zeidet:

So leg’ die Krone nieder!

Maar ik, Laura, ik heb de tranen gezien in de oogen van