Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/144

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
136
De School des Levens.


kooplieden, van dagbladmakers en mannen, toen gy u boogt onder de ruwe plagery uwer schoonmoeder…toen ge den armen blinden echtgenoot koost boven den koning van Navarre…toen ge met vasten wil, na slechts één vergeefsche poging, uw stem — stokkend in de keel, dat is waar, maar ge déédt het! — toen ge met vasten wil en heiligen hoogmoed uw zwakheid maakte tot kracht, en uw trots neerboogt tot ootmoed, om brood te vragen, gebedeld brood, ter voeding van den arme dien ge liefhadt!

Die tranen heb ik gezien, Laura, en ik bied daarvan de verzekering aan, als balsem voor de pyn der uwen.

Ik hoorde wat men zeide, by ’t opstaan en vertrekken. Ik bestudeerde de ernstige plechtige stemming, waarmee uw klein publiek — groot ditmaal door de waardeering van ’t goede — de zaal verliet. En, Laura, op het oogenblik toen gy mismoedig het tooneelpak van u wierpt, gereed gemaakt in blyde hoop op wat kunsttriomf, bedacht ik ’n middel om ’t u nog eenmaal te doen klaarleggen, tot ’n herhaling van den schoolkursus die door te weinigen is bygewoond.

De School des Levens!

Wèl had de man gelyk, die naast me zat, en zeide: »als ik dàt geweten had, zou ik ’k m’n vrouw en kinderen hebben meegenomen!” Wèl had de oude dame gelyk, die by ’t uitgaan haren man toeriep: »’t spyt me dat ze niet meegegaan zyn.”

Ze…wie? Dat is ’t geheim dier dame. Zyzelf zal ’t best weten, wie ze onder haar betrekkingen waardig keurde — wie van hare betrekkingen noodig had, misschien! — die school te bezoeken.

Wèl eindelyk had ook zy gelyk, dat jonge belangwekkende meisje, dat haar hals zoo vooruitstrekte om ’n spanne nader te zyn aan den stryd dien ze aanschouwde, den stryd dien ze meestreed in haar hart. Wat was dat lief gelaat welsprekend! Hoe