Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/165

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
157
over de Openingsrede.


het, ondanks de nederigheid! — geeft aanspraak op deze min eervolle verlichtende omstandigheid. Van de verstandelyke ontwikkeling der personen, Sire, welke U door onze Staats-inrichting als Raadslieden worden ter-zyde gesteld, zou ik dergelyke stalen kunnen leveren by dozynen.

Doch ook op ander dan intellektueel gebied, draagt de zonderlinge Grondwet waaronder Nederland gebukt gaat, bittere vruchten. Men durft Uwe Majesteit in Uw laatste Openingsrede een pertinente onwaarheid in den mond leggen.

De Ministers hebben Uw vertrouwen misbruikt, door U te doen verklaren:

»Vriendschappelyke verstandhouding kenmerkt onze betrekkingen met alle Mogendheden.”

Hier hebben Uw Ministers gelogen, Sire! Opzettelyk, tegen beter weten aan, gelogen!

We staan op zeer gespannen voet met de Mogenheid die, gedurende onzen worstelstryd met Spanje, het eerst ons erkende als onafhankelyk Volk. Met de Mogendheid die Uwen Voorzaat Maurits begroette als Souverein, toen deze nog — ten-onrechte voorzeker! — in de oogen van geheel Europa niet veel anders was dan een oproerling en een aventurier.

Uw Gouverneur-Generaal, Sire, staat op het punt, onder gezochte voorwendsels, hoogstens op grond van kunstig geprovoceerde redenen, den oorlog te verklaren aan den Sultan van Atjin, met voornemen dien Souverein te berooven van zyn erfdeel.

Sire, dat is noch dankbaar, noch edelmoedig, noch eerlyk, noch verstandig.