pénétré monseigneur, qu’une confiance que j’avais principalement fondée sur l’amour de mon devoir, se trouve entièrement déçue. Ma santé ne me permettant plus de continuer mes services à la guerre, je viens d’écrire à M. le duc de Biron, pour le prier de nommer à mon emploi. Je n’ai pu, dans une situation si malheureuse, me refuser à vous faire connaître mon désespoir. Pardonnez-moi, monseigneur, s’il me dicte quelque expression qui ne soit pas assez mesurée.
„Je suis, etc.”
Ziehier het tweede stuk dat-i me opdroeg in z’n pak te zoeken.
Charles Lavollée over China.
- ↑ (Noot van 1865.) ’t Is om jaloers te worden op China! Daar immers zou voor den naïven menschenvriend hoop kunnen bestaan op verbetering, indien hy slagen mocht in ’t doordringen tot den Keizer, die slechts bedrogen is door „leugenachtige rapporten” en misschien zich zou verplicht voelen iets te doen tot herstel, indien men hem het leugenachtige van die rapporten had aangetoond. Ik denk dat de drukpers in China niet vry is. Dit is ’n bemoedigend denkbeeld voor ’n chineschen menschenvriend. Hy kan zich troosten met de gedachte: Als de Keizer ’t wist, wie weet òf er geen recht geschiedde! Maar wat men te denken hebbe van ’n land, waar de gansche Natie
van de Putte, de ryk geworden kontraktant en vry-arbeider — men zegt, dat-i drie millioen wist te halen uit Javanen-arbeid, in slechts elf jaren tyds, en al zy ’t iets minder, toch is ’t zeker dat het zeer veel is — die v.d. Putte is Minister van Kolonien!