Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/25

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
17
Gouverneur-Generaal in-ruste.


bende, samenzwering van Jang-di-Pertoean in de Battahlanden. De processtukken over den aanslag van den Maleyer Si-Pamaga tegen het leven myns voorgangers, en dat van den Toeankoe van Natal, leveren daarvan het bewys. [1]

Te Menado, waar ik drie jaren sekretaris was, heb ik naar myn beste krachten medegewerkt tot de reorganisatie der residentie. By schryven van 6 Augustus 1851 Nº. 476, beval de resident my dringend tot zyn opvolger aan.

Iets later werd ik benoemd tot adsistent-resident, magistraat en kommandant der burgery te Amboina. Die benoeming was van beteekenis en eervol.

Amboina toch was in onrust en spanning. Men had ter voorkoming van konflikten noodig gevonden het inlandsch bestuur met het burgerkommando te vereenigen. Het gezag, zoowel van den gouverneur der Molukken, als dat van den adsistent-resident was ondermynd. Myn voorganger was feitelyk aangerand. Oproerige troepen volks bedreigden den gouverneur op Batoe-Gadjah.

Ik herhaal dus dat myn benoeming tot adsistent-resident, onder die omstandigheden, vereerend was. En dit nog te meer, daar ik de eerste adsistent-resident van Amboina wezen zou, die ter vermyding van een gezagstwist, als er plaats had na den dood van den generaal Cleerens, den gouverneur der Molukken by ontstentenis of onvermogen zou vervangen, gelyk by het besluit myner benoeming bepaald was.

Ik heb te Amboina niet kunnen doen wat ik wilde. Ik had te kampen met oproer onder my, met lauwheid of timiditeit


  1. (Noot van 1875.) De hier bedoelde oorlog tegen de Padries — ten-rechte: Pedirezen — leverde het voorspel van den tegenwoordigen oorlog met Atjin. Ook de andere hier aangehaalde byzonderheid, waarvan ik in den Havelaar iets meer zeg — schoon alles niet! — staat in nauw verband met onze zeer wrakke politieke verhoudingen in Sumatra’s Noordhoek.