Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/26

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
18
Brief aan den


boven my. Ergernis over het laatste heeft me ziek gemaakt. Ik werd in 1852 bewusteloos ingescheept naar Europa.

De toenmalige gouverneur had later de eer Uwe Exc. op een reize in de Molukken te vergezellen. Als er op dien tocht, onder hooger belangen, tyd mocht overgeschoten zyn ook myn persoon te gedenken, kan hy aan Uwe Exc. niets dan goeds van my gezegd hebben. [1] My althans heeft hy, ook na myn vertrek nog, vereerd met vele bewyzen van hoogachting.

En ten-laatste blykt er uit een zinsnede der kabinetsmissive van Uwe Exc. van 23 Maart 1856 Nº. 54, dat zich, gedurende de zeventien jaren die ik toen het gouvernement diende, de goede meening over my heeft staande gehouden. Uwe Exc. zelf verklaart daar, dat ik by het gouvernement gunstig genoteerd stond. [2]

Ik had dus by den aanvang en het vervolgen myner loopbaan, gegronde uitzichten op een goede carrière.

Die uitzichten zyn niet verwezenlykt.

En de verydeling myner hoop is niet als van velen, die zich beklagen over eenigen rang lager, of eenig inkomen minder dan dezen of genen…neen, de schipbreuk van m’n leven is totaal. Ik ben armer dan de armste daglooner. Het papier waarop ik schryf, is geborgd. Meermalen had ik geen plaats om het hoofd ter-ruste te leggen. Myn vrouw en kinderen heb ik moeten opdragen aan het medelyden myns broeders.

Op die mislukking myner uitzichten heeft Uwe Exc. een noodlottigen invloed uitgeoefend.

Ik heb uwe Exc. een verzoek te doen. Haar antwoord daarop zal misschien beslissen over myn leven en dat van myn gezin. De


  1. (Noot van 1865.) Ontken eens, m’neer van Twist!
  2. (Noot van 1865.) Spreek eens tegen, m’neer van Twist!