Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/27

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
19
Gouverneur-Generaal in-ruste.


wyze waarop ik dat verzoek inkleed, is dus voor my van het hoogste belang. En toch, toch moet ik alle captatio benevolentiae versmaden, en aanvangen met de uitdrukkelyke verklaring die deze alinea voorafgaat.

Want ik geloof dat ik aan iemand schryf, die een hoogeren rang heeft dan koningen geven of ontnemen kunnen, ik geloof dat Uwe Excellentie eerlyk man is. Ik geloof dat Uwe Excellentie onwetend en onwillens onrecht deed…maar onrecht was het!

Ik meen Uwe Exc. en myzelf te vereeren, als ik ronduit de waarheid zeg, ook waar ze onaangenaam klinken moge. En al ware het dat ik me weder bedroog, ik kan niet anders!

Meermalen als ik dezen of genen aantoonde hoe de stand der zaken was in de afdeeling Lebak, vraagde men verbaasd, of Uwe Exc. dat wist? Of ik dat aan Uwe Exc. geschreven had?

Neen, Uwe Exc. wist het niet. Ik had het Uwe Exc. niet geschreven. Maar Uwe Exc. had het kunnen weten!

Ik geloof dat Uwe Exc. het had moeten weten!

Ik had verzocht: gehoord te worden. Officieele missive 28 Februari 1856. Nº 93, geheim. [1]

Aan dat verzoek is niet voldaan.

Te Batavia heb ik door den adjudant baron van Heerdt laten verzoeken Uwe Exc. eenige oogenblikken te naderen.

Uwe Exc. had een abcès dan den voet. Ik werd niet toegelaten.

Andermaal liet ik, toen ik vernam dat Uwe Exc. hersteld was, om gehoor vezoeken. Ik bekwam van den adjunkt-sekretaris Hoogeveen ten antwoord, dat Uwe Exc. door de drukte van Haar aanstaand vertrek, verhinderd was my te ontvangen.


  1. (Noot van 1875.) Deze brief komt in den Havelaar voor.