Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
21
Gouverneur-Generaal in-ruste.


Zóó schreef ik, ofschoon ik Uw afkeurende kabinets-missive [1] ontvangen had! Ik hield Uwe Exc. voor misleid. Ik bouwde vast op uw rechtvaardigheid.

En nog heb ik myn woord aan de arme bevolking van Lebak niet kunnen inlossen. Nog moet ik antwoorden op de vraag: »wist Hy dat alles?” Neen, Hy wist het niet!

Maar had ik niet recht, toen ik zeide: Uwe Exc. had het kunnen, had het moeten weten?

Waarom wilde Uwe Exc. my niet hooren?

Het oogenblik is gekomen, waarop Uwe Exc. het weten zal, en ik hoop dat het Haar na het lezen van dezen brief zal bevreemden dat ik niet eer schreef.

Ik wilde vóór alles beproeven, wat ik voornam in myn schryven van 28 Februari 1856 Nº. 93, geheim:

„Al ware het zelfs dat een hoogere macht dan die van UWEd.G. — des residents van Bantam ― iets afkeurde in wat ik deed…al ware het, dat…doch neen, dit kan niet zyn — maar al ware het zoo — ik heb myn plicht gedaan!

Wel doet het my — zonder bevreemding niettemin — leed, dat UWEd.G. hierover anders oordeelt, en wat myn persoon aangaat, zou ik terstond berusten in wat my een miskenning toeschynt, maar er is een principe in het spel, en ik heb gewetensredenen die eischen dat uitgemaakt worde, welke meening juist is, die van UWEd.G. of de myne.

Anders dienen, dan ik te Lebak diende, kan ik niet. Wenscht dus het Gouvernement anders te worden gediend, dan moet ik als eerlyk man eerbiedig verzoeken my te ontslaan.

Dan moet ik, op zes-en-dertigjarigen leeftyd, trachten op-nieuw een loopbaan aantevangen. Dan moet ik, na zeventien zware moeielyke dienstjaren, na myn beste levenskrachten te hebben ten-offer gebracht aan wat ik voor plicht hield, op-nieuw aan de maatschappy vragen of ze my brood wil geven voor vrouw en kind, brood in ruil voor myne denkbeelden, brood wellicht in ruil voor arbeid

  1. (Noot van 1875.) In den Havelaar.