Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/30

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
22
Brief aan den


met kruiwagen of spade, als de kracht van myn arm meer waard wordt gekeurd, dan de kracht myner ziel.

Maar ik kan, ik wil niet gelooven dat de meening van UWEd.G. door den gouverneur-generaal gedeeld wordt…


Helaas!

Ik heb gedaan, wat ik daar schreef. Er ligt een lange odyssee van jammeren tusschen dien brief en heden. Wat een gezin lyden kan!

Meermalen heb ik vluchtig den wensch in my voelen opkomen, dat ik my iets mocht te verwyten hebben. Dan toch ware het me licht gevallen, een schuldbekentenis interuilen voor brood. Ik had vrouw en kind kunnen kleeden met de opbrengst der schildering hunner naaktheid. Maar Uwe Exc. weet immers hoe Barneveld’s weduw genade vraagde voor de schuldige zonen, zy die geen genade gevraagd had voor den onschuldigen vader?

Ik vraag Uw genade, Uw medelyden niet, Excellentie!

En mocht Uwe Exc. meenen de zaken vergeten te hebben, waarover ik schryf, ik zal ze duidelyk in haar geheugen terugroepen. Ik zal afschriften overleggen van de gewisselde stukken. Ik zal zorgen dat Uwe Exc. weder wete wat Haar ontging, en wete wat zy niet wist.

En zegge Uwe Exc. niet: »dit gaat my niet meer aan: ik ben niet meer Gouverneur-Generaal”…want ik zou antwoorden met een zinsnede uit bylage H2: »Bedenk dat uw geweten niet van verplaatsing of ontslag afhankelyk is.” [1]


Gedurende myn Indische loopbaan was ik ruimschoots in de gelegenheid de wyzen nategaan, waarop door beambten, zoo Euro-


  1. (Noot van 1865.) De hier bedoelde bylage bevatte de vraagpunten aan den kontroleur, die later zyn gepubliceerd in de Minnebrieven.