Pagina:Nansen's Poolreis.djvu/19

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

17

petroleum-barkas vooruit om de nauwe engten te verkennen, waar we elk oogenblik aan den grond konden raken. We kregen gelukkig de ruimte, en den volgenden morgen waren we in Straat Joegor en kwamen in de gevreesde Kara-zee. Het duurde toen niet lang of we kwamen ijs tegen en het scheen wel of de weg aan alle kanten was versperd, maar we vonden een open kanaal dat in oostelijke richting langs de kustlijn liep en volgden dat tot de Kara-rivier. Toen staken we over naar het schiereiland Jalmal, waar we op den 6den Augustus door het ijs voor goed werden tegengehouden. We gingen aan wal en kortten den tijd met botanisch en geologisch onderzoek. Toen we bovendien eens poolshoogte namen, bevonden we dat de kust op de kaarten een halven graad te ver naar het Westen was aangegeven. Terwijl wij hier lagen, kwamen er twee Samojeden aan boord; ze werden gastvrij ontvangen, en vertrokken zeer in hun schik, verrijkt als ze waren met beschuiten en andere Europeesche weelde-artikelen. Het waren de laatste menschelijke wezens die wij zagen.

Op 12 Augustus opende de ijsbank zich voldoende, om ons een kans te geven voor een doortocht in Noordelijke richting. En werkelijk waren we zoo gelukkig aan de Noordelijkste punt van Jalmal, op 13 Augustus, open water te