Naar inhoud springen

Pagina:Nederlandsch kruidkundig archief.djvu/93

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

80

Ik heb om daaromtrent zekerheid te verkrijgen een ex. dezer soort gezonden aan Prof. P. Ascherson te Berlijn en zijn antwoord was dat zij geheel identiek is met de genoemde.

Ook heb ik hem op zijn verzoek gezonden exemplaren van Koeleria cristata Pers. welke mij door den Heer F.W. van Eeden te Haarlem en Mej. A. Ogterop te Middelburg waren afgestaan. Hij wensehte deze n.l. te vergelijken met Koeleria glauca D. C. op de Duitsche Noordzee eilanden alleen aangetroffen, omdat het hem vreemd voorkwam dat in onze duinen en op Texel alleen K. cristata, op de Duitsche Noordzee eilanden die soort niet, doch wel K. glauca zou voorkomen. Het resultaat van zijn onderzoek is dat de in ons land gevonden soort geheel gelijk is aan die op de Duitsche Noordzee eilanden en wel dat beide zijn Koeleria albescens D. C. welke Crépin slechts als een variëteit van K. cristata beschouwt, doch door Ascherson als een afzonderlijke soort wordt aangemerkt.

Bovendien liet spreker nog zien Crithmium maritimum L. van den Helder, Solanum rostratum Dun., Vicia grandiflora Scop. en vruchten van Vicea lutea L.

De Heer F. W. van Eeden vermeldt als voor ons land nieuwe champignons Boletus fusipes Bob. en Collybia chrysoropha B.et Br. Laatstgenoemde soort werd tot dusverre alleen op Ceylon door de Heeren Berkeley en Broome te Peradania gevonden. Thans werd zij aangetroffen op den stam van een appelboom in een tuintje te Haarlem.

Spreker vertoonde ook nog eenige nieuwe planten voor de Flora Batava waarbij o.a. Petasites albus Gaerth. en Trifolium resupinatum L.